Vier sterren Dagblad van het Noorden
Een mooie recensie in de krant van maandag 14 oktober door Eric Nederkoorn. Lees hieronder het hele artikel.
Waark brengt met zijn taalrijke jubileumvoorstelling ‘Haalfmaal’ een feestelijke ode aan het Gronings | recensie ★★★★☆
Hoelang zingt dat vindingrijke Gronings het nog uit? Lang, als je het Waark vraagt. Haalfmaal, dat Jan Veldman schreef als (gouden) jubileumvoorstelling voor de theatergroep, is van begin tot eind een ode aan die taal. Barstend van geestige invallen.
Wat vijftig jaar geleden begon met de voorstelling Waark, dat meteen maar als naam werd gekozen voor het gezelschap, leidt nu naar een toer langs talloze theater(tje)s. De uitdaging wordt hoe al die woorden, die zinnen, die uithalen telkens zo helder mogelijk naar het publiek te brengen. Bij de première in Kielzog, Hoogezand, haalde niet elke scène − onversterkt − even gemakkelijk de achterste rijen.
Terwijl die tekst het beleven waard is. Haalfmaal heeft als ondertitel of de macht van domhaid. Met als startpunt het personage Haalfmaal, dat na zijn geboorte geen naam kreeg. Moest hij zelf maar uitzoeken. Als je dan ‘halvezool’ wel oké vindt, dan zit het met die domhaid wel snor. Hoewel Haalfmaal ook over (andere) kwaliteiten beschikt, zeker zoals gespeeld door vaste waarde Erik Bulthuis. Hij is in woord en – ook belangrijk – gebaar bewezen geknipt voor Gronings toneel.
Dood en liefde, maar altijd licht en komisch
Het stuk kent een lange geschiedenis. De basis Mistero Buffo (komisch mysterie) van de Italiaan Dario Fo, is via de spraakmakende bewerking door de Internationale Nieuwe Scène uit 1973 in Groningse handen gevallen. Verwacht niet één lang helder verhaal, maar een tiental scènes waarin (bijna-)dood, redding, klucht, ernst en liefde elkaar afwisselen, altijd licht en komisch, en waar mogelijk ontroerend.
Er is een uitbundige opkomst, met volkse liederen. Ze lopen door de hele voorstelling heen, treffend en klein ‘live’ begeleid door gitaar, bas, accordeon en viool, met liedjes geplukt van Harry Niehof, Marlene Bakker en Bert Hadders.
Na die opkomst volgt als eerste scène een bijna fatale roeipartij (‘Goden, wie binnen muide/En geven ons over aan joen duustere hannen/En raaizen en verlangen noar de wereld van dreumen’), die Helgoland als redder kent. Aan het einde van de dikke twee uur, negen scènes verder, blijkt ergens in Australië oma Knelske de enige ter wereld die het Gronings nog machtig is. Belangrijker is de conclusie van het ensemble, na alle verwikkelingen vol vrolijk en minder vrolijk gekibbel, dat liefde en zachtheid zullen zegevieren.
Het klooster komt daar waar de ooievaar schijt
Tussendoor hebben we (abt) Emo en zijn broer Menko horen discussiëren over waar dat klooster nou toch moet komen (‘Doar boven ons vlugtn aaiber. Hai zel schieten op dizze plek’ – een teken Gods). Een uitvinder komt met een machine die de aarde tegendraads wil laten draaien om in één klap alle ellende teniet te doen, er wordt subtiel verwezen naar vluchtelingenhaat en meer. Het decor bestaat slechts uit beperkt gehouden en vernuftige projecties: regisseur Ben Smit gebruikt zijn ensemble vaak als levend decor, dat soms met grappige geluidjes de dialogen aanvult.
Hier en ook daar had wat gesneden kunnen worden, zoals in het poppenspel van Lammie en Blindie die elkaar helpen (deels de vernieling in). Best lang. Waarbij niets ten nadele van de uitvoerende actrices. Altijd wat ‘lelijk’ om in zo’n productie met amateurs uitblinkers aan te wijzen, maar toch, Moyra Ruiter en Nico van der Wijk bedienen Haalfmaal van veel Grunneger kracht, bij al die zachtheid. Op naar de honderd.